Jeugdvakantie: wat en hoe?

Een werknemer kan jeugdvakantie nemen op voorwaarde dat hij of zij:

• met de organisatie verbonden is door een arbeidsovereenkomst
• de leeftijd van 25 jaar nog niet bereikte op 31 december van het voorgaande jaar (vakantiedienstjaar)
• zijn of haar studies beëindigde in het vakantiedienstjaar
• nooit eerder jeugdvakantie opnam
• minstens één maand verbonden was met een arbeidsovereenkomst in het vakantiedienstjaar
  • Er moet sprake zijn van minstens 13 arbeidsdagen (of gelijkgestelde dagen) of 70 arbeidsuren

Om te weten op hoeveel jeugdvakantie uw werknemer recht heeft in een vakantiejaar, bereken je eerst zijn wettelijke vakantierechten voor dat vakantiejaar.

Vervolgens trek je dat recht af van vier weken (in het arbeidsstelsel van die werknemer). Voor een werknemer die werkt in een vijfdagenstelsel, is het aantal dagen jeugdvakantie dus gelijk aan 20 min het aantal gewone wettelijke vakantiedagen.

De deeltijdse werknemer heeft recht op jeugdvakantie volgens zijn deeltijdse breuk, ter aanvulling tot vier weken vakantie.

Een werknemer kan zijn jeugdvakantie pas nemen nadat hij zijn gewone
vakantiedagen heeft opgenomen. Hij is niet verplicht om jeugdvakantie te
nemen.

De jeugdvakantie wordt gelijkgesteld met gewone vakantie voor de andere takken van de sociale zekerheid (kinderbijslag, ziekteverzekering, pensioen) en voor het recht op vakantie het volgende kalenderjaar.

Je betaalt als werkgever geen loon voor de jeugdvakantie. De werknemer krijgt een uitkering van de RVA. Ze bedraagt 65% van het brutoloon van de eerste maand waarin de werknemer jeugdvakantie neemt, begrensd tot 2.369,64 euro (bedrag 2021).

Na de eerste maand waarin hij jeugdvakantie nam, dient de werknemer een document ‘C-103 Jeugdvakantie Werknemer’ in, dat hij zelf invult. De werknemer bezorgt het formulier aan de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen (www.hvw.fgov.be) of aan zijn vakbond.

Na de eerste maand doet de werkgever een elektronische aangifte scenario 9, na elke volgende maand met jeugdvakantie een elektronische aangifte scenario 10.

De ‘C103 Jeugdvakantie Werknemer’ en de eerste elektronische aangifte door de werkgever moeten ten laatste in februari van het jaar volgend op het vakantiejaar - het jaar waarin vakantie genomen werd - ingediend worden.

Tijdens de jeugdvakantiedagen mag de werknemer geen beroepsinkomen (bv. uit uitzendarbeid) of vervangingsinkomen (bv. ziekte-uitkering) genieten. Is dat wel het geval, dan moet hij zijn uitbetalingsinstelling daarvan op de hoogte brengen en krijgt hij voor die dagen geen jeugdvakantie-uitkering.

Meer weten? Contacteer Sociare of kijk in onze syllabus over vakantie.